De telefoon is het enige middel waardoor Lavinia, een jonge Roemeense immigrante in Nederland, de duizenden kilometers naar haar zieke moeder kan overbruggen. Rond Pasen wordt het verlangen naar elkaars aanwezigheid acuut. Tussen lachen en huilen door praten moeder en dochter over dagelijkse activiteiten, dromen, verwachtingen, spijt en hun strijd om door te gaan.